28/03/21

Veiligheidsgordels en plaatsen

Artikel 30 - Veiligheidsgordels en hun bevestigingspunten, evenals veiligheidsinrichtingen voor kinderen aan boord van motorvoertuigen
De kampeerauto's met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 3.500 kg in gebruik genomen vanaf 1 januari 1991, moeten uitgerust zijn met veiligheidsgordels ten minste voor de zitplaats van de bestuurder en de aan het portier grenzende voorzitplaats.
 
Artikel 35. Veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen

35.1.1. De bestuurder en de passagiers van auto’s die aan het verkeer deelnemen, moeten de veiligheidsgordel dragen, op de plaatsen die ermee zijn uitgerust.

35.2.1. Worden evenwel vrijgesteld van het verplicht gebruik van de veiligheidsgordel en het kinderbeveiligingssysteem :4° de personen die in het bezit zijn van een vrijstelling op grond van gewichtige medische tegenindicaties afgeleverd door de Minister bevoegd voor verkeersveiligheid, of zijn gemachtigde, of, indien zij in het buitenland wonen, door de bevoegde instanties van dat land.
 
Artikel 44 - Bestuurders en passagiers van voertuigen

44.1. De bestuurder van een auto moet beschikken over een plaatsruimte van ten minste 0,55 meter breed.
Hij mag naast zich geen andere personen laten plaatsnemen, tenzij elk van die personen over een plaatsruimte van ten minste 0,40 meter beschikt.
Het aantal inzittenden van een auto mag niet meer bedragen dan de som van het aantal plaatsen uitgerust met een veiligheidsgordel of een goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem en van het aantal plaatsen die daarmee niet behoeven te zijn uitgerust.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten